“Onzin natuurlijk, want een democratie is niet gestoeld op identiteit maar wel op een grondwet, vrijheid en gelijkheid, en rationele burgers.” (Ico Maly, Knack van oktober 2012)
Geachte heer Maly, mag ik U uitnodigen met mij een kleine denkoefening te maken? Ik ben geen lid van N-VA of VB, en heb ook nog nooit op één van beide partijen gestemd, maar ik heb, als politicoloog en als mens, het gevoel dat U hier net iets te kort door de bocht gaat. Dat een grondwet, vrijheid en gelijkheid fundamenteel zijn voor ons concept van democratische samenleving is evident. De juridische fictie van rationele burgers hoort daar ook bij – fictie, want burgers zijn levende wezens, die misschien denken dat ze rationeel handelen, maar door emoties en cultuur (in de ruime, menswetenschappelijke betekenis van het woord) gestuurd worden. Maar u ontkent dat er daarnaast ook een verband is tussen democratie en identiteit, u suggereert zelfs dat identiteit onverzoenbaar zou zijn met democratie.
Toen de Berlijnse muur werd gesloopt, is besloten om het grondgebied van de DDR – en de burgers die het bewoonden – op te nemen in de Bondsrepubliek Duitsland. Een beslissing die algemeen op goedkeuring werd onthaald (behalve door enkelingen, die nog worstelden met trauma’s uit de tijd dat Duitsland nog geen loyale democratische lidstaat van de Europese Unie was). De communisten werden verdreven, en voortaan konden de Ossies meegenieten van de zegeningen van een Westerse democratie. Ze kregen uiteraard ook hun vertegenwoordigers in de Bondsdag en de Bondsraad, de kamers van het Duitse parlement, en mochten ook hun eigen deelstaatparlementen kiezen, en die kozen dan weer deelstaatregeringen. Allemaal heel democratisch, zoals u schrijft, gestoeld op een grondwet, vrijheid en gelijkheid, en rationele burgers.
Gedurende de Middeleeuwen maakten de Nederlanden, althans het deel ten noorden en ten oosten van de Schelde, deel uit van het Duitse keizerrijk. Diets en Dutch zijn etymologisch niet anders dan Duits, onze taal werd tot de 18de eeuw meestal Nederduits genoemd. Laten we het politieke bestel wat efficiënter maken. We vermijden gemakshalve even het Belgische communautaire wespennest met al zijn emoties, en richten ons op Nederland, een land waarvan ik aanneem dat U het kent, aangezien U daar doctoreerde. Ik stel voor dat we ook van Nederland een Duitse deelstaat maken. Anders dan in de DDR hoeven we de regerende politici niet letterlijk of figuurlijk te lynchen, we houden de Tweede kamer gewoon als Landesparlement, en de Nederlandse regering als Landesregierung, bevoegd voor alles wat volgens de (zeer democratische) Verfassung (grondwet) aan de deelstaten is toegewezen. Enkel voor de monarchie moeten we nog een rol bedenken. We laten het nieuwe systeem ingaan op een dag waarop de Bondsdagverkiezingen worden gehouden, en alle stemgerechtigde Nederlanders mogen, gelijk aan alle andere burgers van de Bondsrepubliek, mee bepalen of Angela Merkel verder kan aanblijven of niet. Allemaal gestoeld op een grondwet, vrijheid en gelijkheid, en rationele burgers.
Hoeveel Nederlandse burgers denkt U voor zo’n voorstel te kunnen warm maken?
En de Nederlanders die hier niets voor voelen, zijn dat dan allemaal antidemocraten?
Of bent u een principieel conservatief voor wie “wat is” betekent “wat moet zo zijn”: er is een staatsgrens tussen Duitsland en Nederland, en omdat ze er is, moet ze er ook maar blijven – wat meteen de anti-Europese stemming verklaart – maar waar er geen was mag er ook geen komen? Zou het echt niet kunnen dat identiteit toch een rol speelt, dat mensen toch politieke structuren willen die min of meer samenvallen met de verschillende lagen van hun identiteit, zonder dat ze daarom fundamenteel antidemocraat zijn?
Ik heb de indruk, dat U zich verkijkt op de gelaagdheid van die identiteit in België. Een groepsniveau, boven de provincie, maar kleiner dan het hele koninkrijk, en cultuurhistorisch gekleurd. Zoiets bestaat in Nederland ook hoor, maar het is niet zo uitgesproken, de grens heeft geen politiek-structurele vertaling en ligt ook niet altijd op dezelfde plaats. Boven en onder de grote rivieren is zo’n indeling, de Randstad en de rest is er ook één, en Friesland neemt al helemaal een speciale plek in. Ik denk dat Friezen, ondanks de afstand, de situatie in België misschien nog het best begrijpen. Zij weten wat het is, om voor de rechten van je moedertaal te moeten vechten. Wat het betekent als inwijkelingen je tot een minderheid in je eigen geboortestreek maken.
In België is die grens vastgelegd – net zoals de grenzen tussen de Länder in Duitsland overigens. En, wat velen niet weten, ze is er gekomen op vraag van de Franstaligen, niet van de Vlamingen. Die hebben, eens ze er was, er alleen ervoor geijverd dat ze zou ophouden met voortdurend noordwaarts op te schuiven. Toen de separatisten in 1830 de hongeropstanden manipuleerden – met steun uit Frankrijk en Rome – en hun slag thuishaalden, kwam er een grondwet die overal als de vooruitstrevendste van die tijd wordt afgeschilderd, met daarin een aantal rechten en vrijheden. Alleen waren dat wel heel theoretische vrijheden. Wat heb je als analfabeet aan de vrijheid van drukpers? Vrijheid van vergaderen? Als je zeven dagen op zeven twaalf of veertien uur per dag werkt, heb je niet veel zin meer om te vergaderen. En dan was er ook nog de vrijheid van taal. Alle machten gaan uit van de natie, maar het kiesstelsel betekende dat ongeveer 30.000 mannen, de allerrijksten, de clerus en de adel, stemgerechtigd waren. In Vlaanderen was die groep net de Franstalige minderheid. In de loop van de 19de eeuw werd de drempel geleidelijk verlaagd, om uiteindelijk na de Eerste Wereldoorlog tot Algemeen Enkelvoudig (Mannen-)Stemrecht te komen. Daardoor kwamen er ook Nederlandstaligen in het parlement (nogal logisch, ze vormen de meerderheid van de inwoners). Daardoor kwam de roep op gelijkberechtiging voor het Nederlands, toch geen gekke eis in een land waar de grondwet de vrijheid van taal voorziet. Dat zagen de Franstaligen toch anders. De tienduizenden Vlaamse arbeiders die in de Waalse mijnen werkten, de Vlaamse boeren die op het Waalse platteland kwamen werken… het was voor de Franstaligen ondenkbaar dat het Waalse gemeentepersoneel hen in het Nederlands zou te woord staan. En dus kwam er een grens: voor de Franstaligen de zuidgrens van het gebied waar Nederlands een officieel karakter kon krijgen. De Vlamingen hebben zich daar loyaal bij neergelegd. Vlamingen die naar Wallonië migreren, sturen hun kinderen naar de lokale Franstalige school en na twee generaties is er enkel nog hun familienaam die hun aan hun Vlaamse afkomst herinnert.
De Vlamingen gaan uit van de gelijkwaardigheid van talen en culturen, en verdedigen dan ook een symmetrisch model. Als wij verhuizen naar Wallonië, integreren we ons in de Franstalige omgeving. Als Franstaligen verhuizen naar Vlaanderen, verwachten we van hen hetzelfde. En daar wringt het schoentje. Vele Franstaligen vinden namelijk dat talen en culturen niet gelijkwaardig zijn. Dat het een schending van hun rechten is van hen te verwachten dat ze Nederlands leren als ze bij ons komen wonen. Als Vlamingen Frans leren, dan is dat een verrijking, ze maken daardoor kennis met hun elitecultuur. Maar je kunt toch niet verwachten dat een Franstalige zo’n gruwelijk boerenpâtois gaat leren? En het is dan ook nog eens zo’n moeilijke taal, die haast door niemand op de wereld gesproken wordt, dus wat heb je daaraan? Ze weten niet – en ze willen het ook niet weten – dat het Nederlands (naar aantal moedertaalsprekers) de 7de van de 23 officiële talen van de Europese Unie is. Ze geloven liever dat het Nederlands ergens aan het staartje bengelt – vreemd genoeg denken trouwens ook veel Vlamingen en Nederlanders dat. Ze beseffen niet dat in diezelfde Europese Unie het aantal Franstaligen maar ongeveer 3,5 keer het aantal Nederlandstaligen is… Dat er meer Nederlandstaligen zijn dan Deens-, Noors- en Zweedstaligen bij elkaar. Van die minachting is het FDF de politieke vertaling, maar als het er op aan komt, vormen alle Franstalige partijen één front tegen het Nederlands, tegen de Vlamingen. De Vlaamse regering heeft in een beperkt aantal woonuitbreidingsgebieden voorzien dat mensen met een band met de gemeente voorrang krijgen om daar te bouwen, zodat ze hun woon-werkverkeer zonder auto kunnen doen, of gemakkelijk dagelijks bij hun hulpbehoevende ouders kunnen langsgaan. Dat is volgens de Franstaligen een schending van hun rechten, en daarvoor gaan ze janken bij de Europese instanties.
Tegelijk is sinds de jaren 60 van de 20ste eeuw de welvaart in Vlaanderen groter dan in het zuiden. Dat betekent dat in het Noorden meer belastingen betaald worden, zodat de Vlamingen netto-financier van de Franstaligen zijn. Als dat op correcte wijze gebeurt, liggen de Vlamingen daar niet wakker van: het is een solidair volk, dat ook voor humanitaire acties vlot in de geldbeugel tast. Maar een beetje dankbaarheid, een beetje respect voor de integriteit van het grondgebied van de Vlamingen kan er niet af. Dat laat sporen na. Niet bij iedereen, er zijn ook Vlamingen die de schouders ophalen en zich daar niets van aantrekken. Maar er zijn er die zich daaraan ergeren. Die willen dat het ophoudt dat Franstalige kolonisten zich vestigen in Vlaamse gemeenten, om nadien hun aanhechting bij Brussel te eisen. Zijn dat daarom antidemocraten?
Wieland Volkaert
Geachte heer Maly, mag ik U uitnodigen met mij een kleine denkoefening te maken? Ik ben geen lid van N-VA of VB, en heb ook nog nooit op één van beide partijen gestemd, maar ik heb, als politicoloog en als mens, het gevoel dat U hier net iets te kort door de bocht gaat. Dat een grondwet, vrijheid en gelijkheid fundamenteel zijn voor ons concept van democratische samenleving is evident. De juridische fictie van rationele burgers hoort daar ook bij – fictie, want burgers zijn levende wezens, die misschien denken dat ze rationeel handelen, maar door emoties en cultuur (in de ruime, menswetenschappelijke betekenis van het woord) gestuurd worden. Maar u ontkent dat er daarnaast ook een verband is tussen democratie en identiteit, u suggereert zelfs dat identiteit onverzoenbaar zou zijn met democratie.
Toen de Berlijnse muur werd gesloopt, is besloten om het grondgebied van de DDR – en de burgers die het bewoonden – op te nemen in de Bondsrepubliek Duitsland. Een beslissing die algemeen op goedkeuring werd onthaald (behalve door enkelingen, die nog worstelden met trauma’s uit de tijd dat Duitsland nog geen loyale democratische lidstaat van de Europese Unie was). De communisten werden verdreven, en voortaan konden de Ossies meegenieten van de zegeningen van een Westerse democratie. Ze kregen uiteraard ook hun vertegenwoordigers in de Bondsdag en de Bondsraad, de kamers van het Duitse parlement, en mochten ook hun eigen deelstaatparlementen kiezen, en die kozen dan weer deelstaatregeringen. Allemaal heel democratisch, zoals u schrijft, gestoeld op een grondwet, vrijheid en gelijkheid, en rationele burgers.
Gedurende de Middeleeuwen maakten de Nederlanden, althans het deel ten noorden en ten oosten van de Schelde, deel uit van het Duitse keizerrijk. Diets en Dutch zijn etymologisch niet anders dan Duits, onze taal werd tot de 18de eeuw meestal Nederduits genoemd. Laten we het politieke bestel wat efficiënter maken. We vermijden gemakshalve even het Belgische communautaire wespennest met al zijn emoties, en richten ons op Nederland, een land waarvan ik aanneem dat U het kent, aangezien U daar doctoreerde. Ik stel voor dat we ook van Nederland een Duitse deelstaat maken. Anders dan in de DDR hoeven we de regerende politici niet letterlijk of figuurlijk te lynchen, we houden de Tweede kamer gewoon als Landesparlement, en de Nederlandse regering als Landesregierung, bevoegd voor alles wat volgens de (zeer democratische) Verfassung (grondwet) aan de deelstaten is toegewezen. Enkel voor de monarchie moeten we nog een rol bedenken. We laten het nieuwe systeem ingaan op een dag waarop de Bondsdagverkiezingen worden gehouden, en alle stemgerechtigde Nederlanders mogen, gelijk aan alle andere burgers van de Bondsrepubliek, mee bepalen of Angela Merkel verder kan aanblijven of niet. Allemaal gestoeld op een grondwet, vrijheid en gelijkheid, en rationele burgers.
Hoeveel Nederlandse burgers denkt U voor zo’n voorstel te kunnen warm maken?
En de Nederlanders die hier niets voor voelen, zijn dat dan allemaal antidemocraten?
Of bent u een principieel conservatief voor wie “wat is” betekent “wat moet zo zijn”: er is een staatsgrens tussen Duitsland en Nederland, en omdat ze er is, moet ze er ook maar blijven – wat meteen de anti-Europese stemming verklaart – maar waar er geen was mag er ook geen komen? Zou het echt niet kunnen dat identiteit toch een rol speelt, dat mensen toch politieke structuren willen die min of meer samenvallen met de verschillende lagen van hun identiteit, zonder dat ze daarom fundamenteel antidemocraat zijn?
Ik heb de indruk, dat U zich verkijkt op de gelaagdheid van die identiteit in België. Een groepsniveau, boven de provincie, maar kleiner dan het hele koninkrijk, en cultuurhistorisch gekleurd. Zoiets bestaat in Nederland ook hoor, maar het is niet zo uitgesproken, de grens heeft geen politiek-structurele vertaling en ligt ook niet altijd op dezelfde plaats. Boven en onder de grote rivieren is zo’n indeling, de Randstad en de rest is er ook één, en Friesland neemt al helemaal een speciale plek in. Ik denk dat Friezen, ondanks de afstand, de situatie in België misschien nog het best begrijpen. Zij weten wat het is, om voor de rechten van je moedertaal te moeten vechten. Wat het betekent als inwijkelingen je tot een minderheid in je eigen geboortestreek maken.
In België is die grens vastgelegd – net zoals de grenzen tussen de Länder in Duitsland overigens. En, wat velen niet weten, ze is er gekomen op vraag van de Franstaligen, niet van de Vlamingen. Die hebben, eens ze er was, er alleen ervoor geijverd dat ze zou ophouden met voortdurend noordwaarts op te schuiven. Toen de separatisten in 1830 de hongeropstanden manipuleerden – met steun uit Frankrijk en Rome – en hun slag thuishaalden, kwam er een grondwet die overal als de vooruitstrevendste van die tijd wordt afgeschilderd, met daarin een aantal rechten en vrijheden. Alleen waren dat wel heel theoretische vrijheden. Wat heb je als analfabeet aan de vrijheid van drukpers? Vrijheid van vergaderen? Als je zeven dagen op zeven twaalf of veertien uur per dag werkt, heb je niet veel zin meer om te vergaderen. En dan was er ook nog de vrijheid van taal. Alle machten gaan uit van de natie, maar het kiesstelsel betekende dat ongeveer 30.000 mannen, de allerrijksten, de clerus en de adel, stemgerechtigd waren. In Vlaanderen was die groep net de Franstalige minderheid. In de loop van de 19de eeuw werd de drempel geleidelijk verlaagd, om uiteindelijk na de Eerste Wereldoorlog tot Algemeen Enkelvoudig (Mannen-)Stemrecht te komen. Daardoor kwamen er ook Nederlandstaligen in het parlement (nogal logisch, ze vormen de meerderheid van de inwoners). Daardoor kwam de roep op gelijkberechtiging voor het Nederlands, toch geen gekke eis in een land waar de grondwet de vrijheid van taal voorziet. Dat zagen de Franstaligen toch anders. De tienduizenden Vlaamse arbeiders die in de Waalse mijnen werkten, de Vlaamse boeren die op het Waalse platteland kwamen werken… het was voor de Franstaligen ondenkbaar dat het Waalse gemeentepersoneel hen in het Nederlands zou te woord staan. En dus kwam er een grens: voor de Franstaligen de zuidgrens van het gebied waar Nederlands een officieel karakter kon krijgen. De Vlamingen hebben zich daar loyaal bij neergelegd. Vlamingen die naar Wallonië migreren, sturen hun kinderen naar de lokale Franstalige school en na twee generaties is er enkel nog hun familienaam die hun aan hun Vlaamse afkomst herinnert.
De Vlamingen gaan uit van de gelijkwaardigheid van talen en culturen, en verdedigen dan ook een symmetrisch model. Als wij verhuizen naar Wallonië, integreren we ons in de Franstalige omgeving. Als Franstaligen verhuizen naar Vlaanderen, verwachten we van hen hetzelfde. En daar wringt het schoentje. Vele Franstaligen vinden namelijk dat talen en culturen niet gelijkwaardig zijn. Dat het een schending van hun rechten is van hen te verwachten dat ze Nederlands leren als ze bij ons komen wonen. Als Vlamingen Frans leren, dan is dat een verrijking, ze maken daardoor kennis met hun elitecultuur. Maar je kunt toch niet verwachten dat een Franstalige zo’n gruwelijk boerenpâtois gaat leren? En het is dan ook nog eens zo’n moeilijke taal, die haast door niemand op de wereld gesproken wordt, dus wat heb je daaraan? Ze weten niet – en ze willen het ook niet weten – dat het Nederlands (naar aantal moedertaalsprekers) de 7de van de 23 officiële talen van de Europese Unie is. Ze geloven liever dat het Nederlands ergens aan het staartje bengelt – vreemd genoeg denken trouwens ook veel Vlamingen en Nederlanders dat. Ze beseffen niet dat in diezelfde Europese Unie het aantal Franstaligen maar ongeveer 3,5 keer het aantal Nederlandstaligen is… Dat er meer Nederlandstaligen zijn dan Deens-, Noors- en Zweedstaligen bij elkaar. Van die minachting is het FDF de politieke vertaling, maar als het er op aan komt, vormen alle Franstalige partijen één front tegen het Nederlands, tegen de Vlamingen. De Vlaamse regering heeft in een beperkt aantal woonuitbreidingsgebieden voorzien dat mensen met een band met de gemeente voorrang krijgen om daar te bouwen, zodat ze hun woon-werkverkeer zonder auto kunnen doen, of gemakkelijk dagelijks bij hun hulpbehoevende ouders kunnen langsgaan. Dat is volgens de Franstaligen een schending van hun rechten, en daarvoor gaan ze janken bij de Europese instanties.
Tegelijk is sinds de jaren 60 van de 20ste eeuw de welvaart in Vlaanderen groter dan in het zuiden. Dat betekent dat in het Noorden meer belastingen betaald worden, zodat de Vlamingen netto-financier van de Franstaligen zijn. Als dat op correcte wijze gebeurt, liggen de Vlamingen daar niet wakker van: het is een solidair volk, dat ook voor humanitaire acties vlot in de geldbeugel tast. Maar een beetje dankbaarheid, een beetje respect voor de integriteit van het grondgebied van de Vlamingen kan er niet af. Dat laat sporen na. Niet bij iedereen, er zijn ook Vlamingen die de schouders ophalen en zich daar niets van aantrekken. Maar er zijn er die zich daaraan ergeren. Die willen dat het ophoudt dat Franstalige kolonisten zich vestigen in Vlaamse gemeenten, om nadien hun aanhechting bij Brussel te eisen. Zijn dat daarom antidemocraten?
Wieland Volkaert